zaterdag 11 februari 2023

Deze Vermeer wordt u aangeboden door Calvé pindakaas.

De Vermeer tentoonstelling. Daar moet je geweest zijn. Je moet er niet alleen geweest zijn je moet ook vertellen dat je er geweest bent. Je moet het laten zien. Op de foto met een Vermeer, mooier word het deze dagen niet. Nu ben ik voor activiteiten die bijdragen aan het onder de aandacht brengen van kunst die laat zien waar we vandaan komen maar toch knaagt er iets. Ja over getallen, de rol van musea, de politieke invloed en de marketing van een nieuwe tentoonstelling.  

Musea waren sinds jaar een dag de plek waar je dingen kon zien die je ergens anders niet kon zien. Kunst in al zijn varianten. Plekken van verwondering, kennis maken met culturen. Je kon er dingen zien waar je je best voor moest doen om er iets van te begrijpen. Tentoonstellingen zien die je boos maakte. Aanklachten tegen de samenleving. Politieke statements. Reflecties van culturele ontwikkelingen gezet in historisch perspectief. De ontwikkeling van cultuur zelf.

Dat is radicaal veranderd. De ene tentoonstelling wordt met nog meer geweld onder de aandacht gebracht dan de andere. Het succes wordt bepaald door de kijkcijfers. Musea die met elkaar concurreren om de aandacht. En ja om de share of wallet zoals dat zo mooi heet. De portemonnee van de consument is immers niet van elastiek.

Musea hebben altijd al kunnen rekenen op mijn aandacht. Ik maakte de kunstacademie af en ja dan krijg je er ook vijf jaar kunstgeschiedenis bij. Geen tegenzin, ik heb nog steeds nu jaren later wel ergens het idee dat ik die kennis van de hedendaagse kunst en de geschiedenis zou willen verdiepen. Ik beschouw mezelf ook niet als kunstkenner of iets dergelijks. Ik weet er wel iets van zo is het meer.

Vermeer trok mijn aandacht al ergens in 1970 toen ik, in wat nu groep zeven heet op de basisschool, mijn eerste spreekbeurt gaf. Beetje vreemde keuze tussen alle spreekbeurten over konijnen, poezen en paarden dat wel maar toch iets minder vreemd nog als mijn tweede spreekbeurt die de Etrusken en hun cultuur behandelde. Maar dat terzijde. Ik kijk daarom denk ik ook met bovengemiddelde interesse naar musea en wat er zoals te koop is. Ergens had ik altijd wel een idee dat ik ergens een rol zou kunnen spelen in een museum. Mooie tentoonstellingen maken. Mensen verbinden met kunst. Marketing laten werken voor kunst.

Afgelopen week las ik een artikel in NRC, over de inmengen van de politiek in het beleid van Het Stedelijk. Over de samenstelling van de collectie, de samenstelling van kunstenaars die geëxposeerd worden. Of de schuinsmarcheerder Picasso nog wel een plek zou kunnen hebben in een museum.

Het politieke bestuur van Amsterdam heeft daar ideeën over en om die ideeën kracht bij te zetten wordt gewezen op de jaarlijkse subsidie die wordt verstrekt om het museum draaiend te houden. Hoewel Amsterdam een politiek bestuur heeft dat zegt progressief te zijn laat het vooral zien dat er conservatief wordt gedacht en gehandeld. Wie betaalt bepaalt, lijkt mij immers niet echt een progressieve gedachte.

Maar het probleem zit dieper. Van het idee dat marketing en kunst een goed cocktail zouden kunnen maken ben ik niet meer zo zeker. Musea zitten inmiddels vrijwel allemaal aan het overheidsinfuus en de beweging die Amsterdam laat zien geeft vrij goed weer dat dit niet zonder risico is. Politiek die bepaalt welke kunst getoond moet worden kennen we eigenlijk alleen van afschrikwekkende regimes. Het is misschien wel daarom dat we niet massaal verontrust zijn als we dit soort berichten lezen. Het staat te ver van ons af. In Nederland zal zoiets nooit gebeuren.

En of het nog  niet ingewikkeld genoeg is kan de politiek dus invloed uitoefenen op de samenstelling van je collectie. Wat zoveel kan betekenen dat je een collectie bouwt rondom kunst en kunstenaars die passen binnen het op dat moment gangbare politiek correcte idioom maar waarvoor mensen niet in de rij staan. Het gevolg daarvan is dat er nog meer subsidie moet komen om het museum überhaupt open te houden. Je werkt dus aan je eigen ondergang.

In deze context vind ik zo’n tentoonstelling van Vermeer waar schijnbaar iedereen zich en public mee wil verbinden ook aantonen dat dit systeem niet werkt. Dat het Rijks zich langs dezelfde lijn wil ontwikkelen als de Efteling, met steeds een snellere achtbaan. Of als de commerciële televisie die zonder commercials geen bestaansrecht heeft. Waardoor je er geen programma of film meer kunt kijken. Het centrale product vermoord door de commercie. Deze Vermeer wordt u aangeboden door Calvé pindakaas. Dat idee.

Musea zijn in de ban van de marketing. Van de kijkcijfers. Het succes van een tentoonstelling hangt nauw samen met de bezoekersaantallen. En ja als je veel bezoekers wilt trekken moet je kunst verkopen die een breed publiek aanspreekt. Dat zoiets niet perse samengaat met kunst die weergeeft waar de maatschappij zich naar toe beweegt is evident. Net als het idee dat musea onderwerpen voorrang zullen geven die niet perse van belang zijn maar gewoon goed zijn te vermarkten. Zo bezien vormen marketing en musea geen goed huwelijk en je hoeft geen kunstgeschiedenis gestudeerd te hebben om te begrijpen waar deze weg naar toe leidt.

Zo zien we de worsteling van musea die enerzijds opgejaagd worden door de kijkcijfers en anderzijds moeten nadenken over de samenstelling van de collectie onder druk van de subsidie van het publieke bestuur. Een overheid die voorwaarden stelt aan het functioneren van musea. Het zijn twee krachten die elkaar naar de afgrond drijven. Immers hoe meer geld jezelf in het laatje brengt hoe minder je aan de subsidie kraan hoeft te hangen. Hoe meer subsidie je krijgt des te afhankelijker je bent van de heersende opvattingen van een politieke passant.

Ben je uiterst succesvol dan heb je geen subsidie meer nodig maar zit je op de snelweg naar alleen maar populaire aansprekende onderwerpen. Het kan, maar je wordt een soort RTL of SBS en of dat nu succesformules zijn valt te betwijfelen. Kunst moet onafhankelijk zijn. Niet onderdeel van een politieke opvatting. Maar meer nog zie ik een museum als het Rijks liever als een stoffig en saai instituut dat streeft naar een perfecte weergave van de Nederlandse kunst in historische context dan als een soort Disneykanaal.

Het idee dat musea er zijn voor een breed publiek is een commercieel verzinsel. De oorsprong van de ellende. Musea zijn er voor een klein publiek. Dat mag ook best gesubsidieerd worden het is immers van groot belang. Een grote attractie verhult slechts dat mensen geen interesse in een museum hebben. Je lijkt succesvol maar het betekent niets. Mensen komen voor je achtbaan maar het spookslot ligt er nog steeds verweesd bij.

Geen opmerkingen :

Een reactie posten