vrijdag 8 juni 2018

We willen graag meer betekenis in marketing.

Meer betekenis in marketing betekent in de meeste gevallen niet iets concreets om de hoek zoals eenzame bejaarden opzoeken voor een praatje of een dagje rommel opruimen in het park. Nee betekenis geven in marketing is direct groots en meeslepend. De wereld beter maken. Het plastic probleem in de oceanen oplossen. De wereld voorzien van internet, arme kinderen aan schoenen helpen, bomen planten in de Sahara. Het waterprobleem in Afrika oplossen.

Betekenis geven doe je ook niet in stilte want betekenis geven is tegenwoordig een belangrijke marketing verschilmaker. In marketingtermen zoiets als “koop vooral mij want ik doe goede dingen”. Met goede dingen doen is op zichzelf natuurlijk niets mis maar er schuurt en wringt iets.

Zo was post.nl recent in het nieuws. Zembla maakte de documentaire de kilosjouwers van PostNL over de taferelen op de werkvloer. Over onderbetalen en het te zwaar belasten van medewerkers. Op de eigen corporate website zegt post.nl daarover, “our CR policy is based on three pillars: being a good employer, managing sustainable operations and a liveable society”

Zonder al te flauw te willen worden is het schering en inslag.

Unilever stopt de maatschappij vol met producten die we niet nodig hebben maar praat het liefst over vergroening. Als een soort afleidingsmanoeuvre. Topman Pollman zegt “vertrouwen is onze belangrijkste value driver” Maar het Italië van Bertolli is vooral een merkpraatje en zolang de Knorr authentieke vleesjus bestaat uit slechts uit 40% geconcentreerde vleesbouillon moet je misschien eerst betere spullen maken voordat je mij vertelt dat jij de wereld gaat verbeteren. 


Als je wat rondscharrelt op de corporate websites zie je dat de purpose-nieuw-spreek overal zijn sporen nalaat.

Heineken opent met, “To ensure we address the most important issues for our business and our stakeholders, we define our Brewing a Better World priorities through open and ongoing conversations and engagement – both internal and external” Wat er echt staat is niet helemaal helder om in Heineken termen te blijven en hoe de betrokkenheid van een bierverkoper de wereld beter gaat maken blijft in het ongewisse.

Sigaretten conglomeraat Plilip Morris zegt “Pioneering the way to a smoke-free future”. Echt, een rookvrije toekomst dus.

Shell doet ook een duit in het zakje, “met de #makethefuture campagne laat Shell zien dat het een actieve rol speelt in het ontwikkelen van een energierijke, CO2-arme toekomst”

Coca Cola zegt, “As one of the world’s most inclusive brands, The Coca-Cola Company celebrates diversity, inclusion and equality”. Hoe je de inclusiviteit van het merk Coca Cola meet ten opzichte van het merk Nike is mij onduidelijk maar roepen mag je kennelijk alles.

De boodschap is helder marketeers willen de wereld verbeteren. Marketeers willen dat merken een maatschappelijke betekenis hebben. Het doet me vaag denken aan de notabelen uit het dorp die in de zondagse kleren altijd op de voorste rij van de kerk mochten zitten, omdat ze zich beter voelden dan de rest. Kijk wij doen de goede dingen.

Nu hebben merken dat zelf niet bedacht. Het is onder druk van de maatschappij dat een fabrikant van sigaretten roept te werken aan een rookvrije toekomst. Als Shell werkelijk begaan is met het wel en wee van de aarde dan stoppen ze vandaag nog met oliepompen en als Unilever een groenere wereld wil kunnen ze misschien wel meer dan de helft van hun merkportfolio bij de straat zetten.

In een artikel in Marketing week roept Keith Weed, topmarketeer bij Unilever,  marketing communicatie bureaus op zichzelf opnieuw uit te vinden. Noodzakelijk anders is er geen toekomst.

“Weed argued that the moves show agencies need to reinvent their business model and think more like a company than a creative. He explained: “I would argue that agencies need to create fit for purpose, competitive models in this competitive world.”

Weed zou wellicht vooral eens eerst zichzelf een spiegel voor moeten houden, hij projecteert de groeiproblemen van Unilever op een andere industrie. Het ligt niet aan de marketingbureaus of de verkoopmethodes, nee het is Unilever zelf dat gewoon geloofwaardige goede producten moet gaan produceren.

Weed vraagt om meer ratio en minder creativiteit.

Voor een bedrijf dat producten verkoopt die alleen in het brein van de klant verschillen is dat een merkwaardige invalhoek. Of denkt Weed echt dat de wasmiddelen van Unilever zo verschillend van elkaar zijn dat ze puur op product waarden een eigen positie in het schap verdienen. Dat er voor de consument echt verschil zit tussen de zeep van P&G of de zeep van Unilever. De wereld kan best verder met één soort zeepsop daar hebben we Unilever echt niet voor nodig.

De competatieve wereld die Weed beschrijft heet Google. Google maakt het verschil in concurrentie transparant en dat ziet er voor Unilever gewoon niet zo best uit. 


Je kan natuurlijk middels rekenmachine marketing de consument nog een tijdje zakjes met oplosvoedsel verkopen en je kan in opkomende markten gebruik maken van de goedgelovigheid van nieuwe klanten. Maar de transparantie van het internet maakt het verhaal van Clemens Stiefvater Knorr Chef-kok die meer dan 145 varianten proefde en met behulp van kruidentelers en een bibliotheek aan oude zaden uiteindelijk uit drie soorten de meest perfecte basilicum sorteerde vanwege zijn sterke en intense smaak misschien een tikkie ongeloofwaardig. 

De klant googelt gewoon op basilicum saus en komt tot de conclusie dat er slechts 0.4% basilicum in die zo zorgvuldig in elkaar gedraaide Basilicum saus van Clemens Stiefvater zit en ziet tegelijk een wat andere ingrediënten die misschien wat vraagtekens oproepen. Misschien wil de klant wel geen Maltodextrine meer op zijn pasta.

Ter verduidelijking dit zijn de Ingrediënten Knorr Basilicum Roomsaus: Palmvet, tarwebloem, aardappelzetmeel, melksuiker, zout, melkeiwitten, gehydrolyseerde plantaardige eiwitten, aroma, roompoeder 1,3%, kaliumchloride, uienpoeder, oregano, bieslook, basilicum 0,4%, specerijen, maltodextrine, citroensappoeder, gistextract” En ja de klant is echt niet dom, die begrijpt wel wat Unilever probeert te doen met die kok en zijn basilicumpraatjes.

Daar kan geen marketing tegenaan.

Het kan allemaal nog even duren want je kan klanten misschien wel een tijdje voor de gek houden. Unilever dankt zijn groei voor een belangrijk deel aan succes in de opkomende markten. Dat klinkt prachtig maar opkomende markten staan eigenlijk voor achterlopende gebieden. Landen die zich vooral willen spiegelen aan de rijke landen.

Ik kwam jarenlang in Polen vanwege familiebezoek. Mijn familie woonde daar op het platteland en leefde voornamelijk van wat de boerderij voortbracht. Ik kan me de voorraadkasten met eten nog goed herinneren. Toen Polen onderdeel werd van het vrije Europa verdwenen al die producten in een periode van een paar jaar van tafel en maakten plaats voor de potjes en voorverpakte Unilever waren. Het werd gezien als welvaart, de vooruitgang.

Inwoners van opkomende markten vinden het teken van succes als ze niet meer met een blok zeep hoeven te wassen maar met een pak wasmiddel. Het gebruik van saus uit een potje is een teken van welvaart. Goed beschouwd teert Unilever in de opkomende markten op dezelfde soort onwetendheid als de nu meer ontwikkelde landen hadden direct na de oorlog. In de opkomende markten kan je nog steeds met succes producten slijten die wij niet meer willen hebben maar dat klinkt zo rottig.

Het model van spullen verkopen die niet deugen is eindig. 


Misschien kan Weed daar eens over nadenken. In de laatste fase van de productcyclus komen fabrikanten nog even met betekenis op de proppen. Met hipsterkoks die zakjes zoute poedervoeding moeten slijten met sigarettenfabrikanten die een rookvrije toekomst willen en olieboeren die het CO2 probleem willen aanpakken. Dat is heeft geen betekenis. Betekenis marketing of iets met purpose is met al zijn goede bedoelingen een marketing kunstje geworden. 

1 opmerking :

  1. Ik heb ze ook gegeten, die zelfgemaakte worsten, op bezoek op het Poolse platteland, begin jaren tachtig. Ongelofelijk. Dan realiseer je je ook pas hoezeer de voedselmultinationals - afgezien van alle troep - hebben gezorgd voor smaakvervlakking. Ze zoeken ongetwijfeld naar de meest aanvaardbare smaak voor de meeste mensen in zoveel mogelijk landen.

    Het erge is dat we langzamerhand geen idee meer hebben van kwaliteit. We zijn gewend aan Albert Heijn groenten en kaas en -vlees enz. Aan onrijpe aardbeien, aan avocado's die nooit meer rijp worden in die kom op je aanrecht, aan blauwe bessen met veel te veel water, aan gehakt dat halfbevroren is verwerkt, voor langere houdbaarheid in de koelkast, zodat de cellen kapot springen zodra je het bakt, waarop je een massa grijze draadjes krijgt die zielig in een plasje water in je pan drijven.

    We eten ideeën van gehakt, van aardbeien en van basilicumsaus.

    Ik ben benieuwd wanneer dat echt gaat veranderen. En of het echt gaat veranderen. Want we laten ons al die troep aansmeren uit tijdgebrek. Omdat we nog maar één keer in de week boodschappen willen doen - of thuisbezorgd willen krijgen.

    BeantwoordenVerwijderen