vrijdag 17 april 2020

Meedenken met Rutte, het einde van de belevingseconomie

Als je in een nieuwe stad bent en je zoekt een plek om te eten dan gaat je voorkeur niet uit naar een leeg restaurant. Je brein is voorgeprogrammeerd en geeft een signaal. Als niemand hier wil eten zal het wel niet goed zijn. Niemand kiest voor dat lege restaurant. Nu worden we klaargestoomd voor de anderhalvemetereconomie. Dat een leeg restaurant juist een koopsignaal is. 

We moeten meedenken over een nieuwe werkelijkheid. Een oproep die hout snijdt. Denk even mee.

Maar meedenken betekent misschien wel dat je moet accepteren dat het resultaat van dat meedenken is dat je iets moet uitsluiten. Dat je tot de conclusie komt dat het niet mogelijk is. Dat is misschien wel de inconvenient truth.

In een anderhalvemetersamenleving bestaan sommige dingen niet meer. Geen kroeg, geen restaurant, geen stadions gevuld met sportliefhebbers, geen concerten, geen theatervoorstellingen, geen gevulde winkelstraten, geen massatoerisme, voor een hele waslijst aan activiteiten is geen plek meer.

Niet alleen op economische gronden daar kan je in de marge misschien nog wel wat aan prutsen, maar misschien nog wel eerder nog op menselijk gedrag. Gedrag dat in duizenden jaren is gevormd verander je niet in vier weken.

We komen uit het tijdperk van de belevingseconomie. Er is geen marketeer die het woord beleving de afgelopen jaren niet in de mond nam. Allerlei vormen van beleving vormden de grondslag voor de bijkans heilige aankoop. Beleving, dat was waar de wereld nu om draaide.

Het bevreemd mij dat diezelfde beroepsgroep nu niet zegt “over en sluiten”.

Geen beleving, geen sale. 


Het idee dat beleving oneindig kneedbaar is. Dat we in glazen bakjes in een restaurant gaan zitten waar we bediend worden door robots of drones is binnen één generatie niet realistisch. Dat we dat dan leuk gaan vinden. 

Een kroeg waar de barkeeper achter een glazen wand zijn moppen tapt en waar de bezoekers op anderhalvemeter afstand van een elkaar een biertje drinken is geen kroeg. Een stadion waar je niet samen kan lachen, huilen of elkaar op de schouder kan kloppen heeft geen functie.

Of ik een doemdenker ben, nou nee, “I am prepared for the worst, but hope for the best” zei de Britse staatsman Benjamin Disraeli.

Je hoeft elkaar niet in slaap te sussen met oplossingen die niet haalbaar zijn.  Als je geen perspectief kan schetsen moet je afscheid nemen. Dan past het niet meer bij een samenleving zoals die zich nu lijkt te ontvouwen. Dan zitten we straks toch met die VR bril van Mark thuis op de bank te kijken naar een concert. 

Pijnlijk heel pijnlijk.

Zoiets is dan een nieuwe werkelijkheid tot het moment dat het helder is dat het weer kan en dan nog moet je afvragen of je het risico moet nemen op herhaling. Een herhaling die misschien nog wel veel erger uitpakt dan wat we vandaag meemaken. Een heel reëel scenario zoals we nu zien. 

Nadenken of een anderhalvemetereconomie betekent vooral dat er zaken uitgesloten worden.

Dat betekent impliciet dat je als overheid over de brug moet komen en mensen en bedrijven schadeloos moet stellen. Dat moeten we met zijn allen opbrengen. Misschien wel opkoopregeling van schulden, als het kan met boeren waarom dan niet met winkeliers of restauranthouders.

Met de huidige opstelling ben je mensen vooral langzaam aan het uitroken. Met meedenken vraag je het onmogelijke dat is niet eerlijk, je kan de gevolgen van deze crisis niet neerleggen op het bordje van één groep. Dat is niet solidair. Onder water ademhalen door een rietje is voor ondernemers groot en klein geen vooruitzicht. Een eerste golfje zorgt er al voor dat je verdrinkt.

Ik volgde ooit een cursus voertuigbeheersing op het circuit in Assen. Gecontroleerd slippen, wat gebeurt er als je op hoge snelheid naast de weg raakt. Racen. Daar leerde ik iets dat mij altijd bijgebleven is, het gaat er niet om hoe snel je de bocht ingaat. Waar om het draait is hoe snel je de bocht weer uitkomt. Neem zo snel mogelijk de pijn en maak je klaar voor een nieuwe toekomst.

Misschien valt het mee, dat hoop ik natuurlijk vurig maar als je vraagt om mee te denken moet je ook rekening houden met uitkomsten die niet bevallen. Je kan niet jarenlang roepen dat alles draait om beleving en nu die beleving wegvalt denken dat dat zonder consequenties blijft.

Het idee dat hoop doet leven kan nooit meer van toepassing zijn dan nu. De hoop dat het over een paar maanden achter de rug is. Dat ik morgen wakker wordt en dat het weg is. Ik hoop het elke dag. 

Geen opmerkingen :

Een reactie posten